Maak een lijst genaamd getallen met de volgende getallen: 3, 7, 2, 9, 4. Print de lijst.

Gegeven een lijst genaamd getallen. Print het vierde element (index = 3) de lijst.

Stel dat je een variabele values hebt met de volgende waarden: values = [12, 10, 32, 3, 66, 17, 42, 99, 20]

1. Schrijf een loop om elk getal op een nieuwe lijn af te drukken op het scherm.

Stel dat je een variabele values hebt met de volgende waarden: values = [12, 10, 32, 3, 66, 17, 42, 99, 20]

2. Schrijf een loop om het kwadraat van elk getal op een nieuwe lijn af te drukken op het scherm.

Stel dat je een variabele values hebt met de volgende waarden: values = [12, 10, 32, 3, 66, 17, 42, 99, 20]

3. Schrijf een loop die alle getallen van values optelt en de som op het scherm toont.

Stel dat je een variabele values hebt met de volgende waarden: values = [12, 10, 32, 3, 66, 17, 42, 99, 20]

4. Schrijf een loop die alle getallen van values vermenigvuldigt en het product op het scherm toont.

We stellen een hotel voor door een lijst van getallen. Het getal duidt aan hoeveel personen er op de verdieping met die index verblijven. Bijvoorbeeld:

hotel = [4, 5, 2, 4, 5, 2]

betekent dat er 4 personen op het gelijkvloers logeren, 5 op de eerste verdieping, enz.

Schrijf een programma dat afdrukt hoeveel personen er op de verdiepingen logeren als volgt:

Voeg het getal 5 toe aan de lijst getallen, maak hiervoor gebruik van de append() functie. Print de lijst.

Verwijder het getal 2 uit de lijst getallen en print de lijst, maak gebruik van de remove() functie. Verwijder daarna het getal op index 3 (herinner lijsten starten vanaf index 0) door gebruik te maken van de pop() functie. Print de lijst opnieuw.

Gegeven de lijst getallen, schrijf een programma dat het hoogste getal in de lijst zoekt zonder de ingebouwde functie max() te gebruiken. Print het hoogste getal als dit er is, anders print None.

Gegeven de lijst getallen, schrijf een programma dat telt hoeveel keer het getal 5 voorkomt in de lijst. Print het aantal keren.